26/10/2017 (Leuven)
02/11/2017 (Gent)
Het symbolische gebruik van runderen, en meer in het bijzonder stieren, kan vanaf het begin van de Predynastische periode nagegaan worden. Het betreft niet alleen min of meer realistische voorstellingen van dieren maar ook sterk gestileerde iconografische motieven waaronder vooral een “hoorn – oor” embleem opvalt. Dit laatste is vermoedelijk het meest voorkomende motief tot het einde van de Naqada II periode. De kenmerken ervan zullen geïntegreerd worden in het Bat embleem, dat in gebruik zal blijven gedurende de volledige geschiedenis van het oude Egypte.
De stier als koninklijk symbool komt ondermeer tot uiting op het Narmer palet met de personificatie van de koning als “machtige stier”. Op een voor ons niet onmiddellijk zichtbare manier kunnen ook de koninklijke valse baard en de witte kroon beschouwd worden als semantische elementen die de koning in verband brengen met de wilde stier.